StartpaginaBeltkorenmolenType en techniek

De windmolen van Nuth is een belt- of bergmolen. De molen is op de grond gebouwd, gelijk aan het maaiveld. tot een hoogte van ongeveer 3 meter is molen omringd door een aarden omwalling begroeid met gras. Deze omwalling verhoogt de windvang.

- De invaart, ongeveer 1930.


De moleninrit, de invaart, is bestemd voor de aan- en afvoer van graan en meel.

De eerste verdieping, de maalzolder, heeft twee tegenover elkaar liggende deuren. De kap met wiekenkruis werd op de wind gedraaid en de deur die het dichtst bij de rondmalende wieken was, werd tijdens het malen gesloten. In de maalzolder werd het meel, dat tussen de stenen vandaan kwam, via de meelpijp opgevangen in de zak onder de maalbak. Via de lichtriem kon de molenaar de afstand tussen de molenstenen tot op een tiende van een millimeter regelen. Zo bepaalde hij de fijnheid van het meel. De maalzolder was ook opslagplaats voor graan en meel.

Op de tweede verdieping, de steenzolder, liggen de molenstenen in een bak. Het zijn kunststenen, dat wil zeggen dat ze in een fabriek zijn gemaakt, in tegenstelling tot de molenstenen die vroeger uit natuursteen werden gekapt. de stenen wegen 1200 kilo per stuk, hebben een doorsnede van 1,50 m. Boven de molensten is het kaar, waarin het te malen graan wordt gestort.

De derde verdieping, de luizolder, bevat de hijsinstallatie, ook wel het luiwerk, waarmee zakken graan en meel omhoog en omlaag werde gehesen. Het luiwerk kon zowel met wind- als met handkracht worden bediend.

De vierde verdieping, de kapzolder, bevat de bovenas (met de rem) waaraan het wiekenkruis bevestigd is. De bovenas drijft door middel van een kamwiel de zware eikehouten 'koningsspil' aan. Deze loopt verticaal naar beneden en drijft de diverse werktuigen in de molen aan.

Het wiekenkruis heeft twee roeden, elk 25 m lang.